START
SCHOENSCHRAPER

Tot aan het begin van de 20ste eeuw waren de voetpaden schaars en indien aanwezig erbarmelijk. Straten waren erg modderig en bovendien gevuld met feces van lastdieren zoals paarden die koetsen of paardentrams voorttrokken (Haegeman, 2014).

In de 19e eeuw ging de burgerij in grote steden steeds meer ‘flaneren’ langs lanen en parken als tijdverdrijf. Zij deden vaak al wel beroep op een décrotteur, iemand die voor een aalmoes schoenen van passanten poetste. Maar ook voor het betreden van een gebouw was het handig om eerst de schoenen te kunnen reinigen. Dit gebeurde doormiddel van een schraper die in de dorpel werd verankerd. Heraanleg van voetpaden alsook reglementeringen tegen mogelijks gevaarlijk uitstekende objecten op die voetpaden zorgden voor het verdwijnen van dit soort schraper (Haegeman, 2014).

Een nieuw type voetschraper ontstond: één dat was ingewerkt in de gevel. Dat ‘inwerken’ zinde de Art Nouveau ontwerpers wel en ze namen de voetschraper op in hun gesamtkunstwerken van woningen. De voetschrapers werden gemaakt uit ijzer of smeedijzer maar ook uit hét materiaal dat de moderniteit bij uitstek belichaamd: gietijzer. Dit maakt dat ze reproduceerbaar werden en we in vele Belgische steden dezelfde figuratieve uitvoeringen terugvinden (Haegeman, 2014).

SCHOENSCHRAPERS VANDAAG: KUNSTOBJECT
PAARDENTRAM
(Bruyndonckx, 2020)
(Jasper Pollet,
2011)